Grafkelder zusters Redemptoristinnen in Sambeek
Voornemen tot stichting van een klooster in Sambeek
De Nederlandse provinciaal van de Redemptoristen in Nederland, pater Schaap, wilde rond 1870 een Nederlands juvenaat stichten buiten ’s Hertogenbosch. De rector van dit klooster, pater Peters, stelde voor dat hij een locatie zou zoeken. Pater Peters kwam uit Sambeek en zijn ouderlijke woning leek geschikt om uit te bouwen tot een klooster. Hij kreeg toestemming van pater Schaap dit te gaan onderzoeken en kreeg uiteindelijk het fiat om een klooster te stichten in Sambeek. Al tijdens de verbouwing van zijn ouderlijke woning en tijdens de bouw van de kloostervleugel ontstond in de orde der Redemptoristen veel discussie over de bestemming van het nieuw te bouwen klooster. In relatief korte tijd, 1872-1873, werd de bestemming gewijzigd van opvang Duitse kloosterlingen, Nederlands juvenaat, Nederlands noviciaat, naar uiteindelijk een ´dependance´ van de zusters Redemptoristinnen vanuit Partij bij Wittem.
Stichting van het klooster van de Allerheiligste Verlosser
In 1874 verhuisden tien zusters Redemptoristinnen in twee groepjes vanuit Partij nabij Wittem (Zuid-Limburg) naar het nieuw gebouwd klooster in Sambeek. De tien zusters uit Partij kregen snel gezelschap van zusters en novicen elders uit het land. De zusters behoren tot de Orde van de Allerheiligste Verlosser.
Kloosterkerkhof
Er heerste in de beginjaren van de stichting armoede, en de leefomstandigheden waren in het klooster onvoldoende waardoor er zusters ziek werden en sommigen zelfs op jonge leeftijd stierven.
Zoals bij kloosters gangbaar was, werden kloosterlingen op het kloosterterrein begraven. De zusters Redemptoristinnen hadden een kloosterkerkhof dat in de nabijheid van de laatst gebouwde vleugel lag.
Voornemen tot stichting van een klooster in Sambeek
De Nederlandse provinciaal van de Redemptoristen in Nederland, pater Schaap, wilde rond 1870 een Nederlands juvenaat stichten buiten ’s Hertogenbosch. De rector van dit klooster, pater Peters, stelde voor dat hij een locatie zou zoeken. Pater Peters kwam uit Sambeek en zijn ouderlijke woning leek geschikt om uit te bouwen tot een klooster. Hij kreeg toestemming van pater Schaap dit te gaan onderzoeken en kreeg uiteindelijk het fiat om een klooster te stichten in Sambeek. Al tijdens de verbouwing van zijn ouderlijke woning en tijdens de bouw van de kloostervleugel ontstond in de orde der Redemptoristen veel discussie over de bestemming van het nieuw te bouwen klooster. In relatief korte tijd, 1872-1873, werd de bestemming gewijzigd van opvang Duitse kloosterlingen, Nederlands juvenaat, Nederlands noviciaat, naar uiteindelijk een ´dependance´ van de zusters Redemptoristinnen vanuit Partij bij Wittem.
Stichting van het klooster van de Allerheiligste Verlosser
In 1874 verhuisden tien zusters Redemptoristinnen in twee groepjes vanuit Partij nabij Wittem (Zuid-Limburg) naar het nieuw gebouwd klooster in Sambeek. De tien zusters uit Partij kregen snel gezelschap van zusters en novicen elders uit het land. De zusters behoren tot de Orde van de Allerheiligste Verlosser.
Kloosterkerkhof
Er heerste in de beginjaren van de stichting armoede, en de leefomstandigheden waren in het klooster onvoldoende waardoor er zusters ziek werden en sommigen zelfs op jonge leeftijd stierven.
Zoals bij kloosters gangbaar was, werden kloosterlingen op het kloosterterrein begraven. De zusters Redemptoristinnen hadden een kloosterkerkhof dat in de nabijheid van de laatst gebouwde vleugel lag.
Het kloosterkerkhof heeft bijna 17 jaar bestaan, van december 1878 tot maart 1895. In deze periode werden er vijf zusters begraven.
De eerste zuster die in 1878 in het klooster overleed, was zuster Vincentia Baltesen. Zij was de enige novice, en later zuster, die uit Sambeek kwam. (De vader van zuster Vincentia Baltesen heeft zijn tuin, die grensde aan het huidige Redemptoristinnenpad, verkocht aan de toenmalige paters Redemptoristen zodat er ruimte was voor de bouw van de kloostervleugel).
De eerste zuster die in 1878 in het klooster overleed, was zuster Vincentia Baltesen. Zij was de enige novice, en later zuster, die uit Sambeek kwam. (De vader van zuster Vincentia Baltesen heeft zijn tuin, die grensde aan het huidige Redemptoristinnenpad, verkocht aan de toenmalige paters Redemptoristen zodat er ruimte was voor de bouw van de kloostervleugel).
Grafkelder
Nadat de bouw van de laatste kloostervleugel in 1888 gereed was, kwam het kerkhof te dicht bij de keuken en refter te liggen.
De Redemptoristinnen hadden in Scala (de bakermat van de Redemptoristen in Italië) en Partij (het eerste klooster in Nederland van de Redemptoristinnen) de beschikking over een grafkelder. Een grafkelder is een gemetseld gebouwtje met nissen en kelders waar de overledenen hun laatste rustplaats hebben. De vurige wens van de orde in Sambeek was het realiseren van een soortgelijke grafkelder.
In april 1894 werd toestemming aan de Sambeekse gemeenteraad gevraagd om een grafkelder te bouwen in de kloostertuin. Na goedkeuring is direct begonnen met de bouw van deze grafkelder; deze was half juni 1894 klaar. Op 27 maart 1895 is de grafkelder ingezegend door monseigneur Wulftingh, waarbij moeder-overste, de 12 oudste zusters en de kosteres aanwezig waren.
Ontruiming kloosterkerkhof
Op 15 maart 1895 is het kloosterkerkhof geruimd vanwege de nieuwbouw van de grafkelder. De aanvraag voor de opgraving werd aan de gemeenteraad van Sambeek gericht, die daarvoor toestemming verleende. De opgraving werd gedaan door de metselaar Kerstjens en de knecht Jacobs. De burgemeester was als getuige aanwezig.
De kronieken van deze dag vermeldden dat ”de kisten van de drie oudste graven waren vergaan en de beenderen bruinachtig en zwart van de aarde waren. Bij zuster Michaëla en zuster Vincentia was het kleed nog niet geheel verteerd. Bij zuster Michaëla lag het kruis nog onverteerd in haar armen. Bij zuster Alphonsa vond men nog verschillende medailles”.
De kisten van zuster Michaëla en zuster Francisca waren nog intact en werden niet geopend. Deze kisten werden naar de grafkelder overgebracht en in de nissen geplaatst.
Interieur grafkelder
De in 1894 gebouwde grafkelder bestaat uit twee wanden die per wand drie rijen van elk vijf nissen bevatten. In totaal bestaat de kelder dus uit 30 nissen. De overledene werd met de kist in de nis geschoven en de nis werd vervolgens dichtgemetseld. Aan de voorkant van de nis werd een afdekplaat geplaatst waarop de gekozen kloosternaam van de zuster werd vermeld, de sterfdatum, haar leeftijd en het aantal jaren van professie.
In de vloer was in eerste instantie een kleine kelder gemaakt, in de kronieken een 'putkelder' genoemd. Deze putkelder, een zogeheten ossuarium, diende om de beenderen van de overledenen te herbegraven.
Op het moment dat de nissen vol waren of wanneer er een andere urgente noodzaak was om nissen te ontruimen, werden de overgebleven beenderen uit de kisten gehaald en in de putkelder gelegd. Gezien het formaat van de putkelder van 80x80 cm met een onbekende diepte kon deze kelder niet een voltallige communiteit van jaren achtereen herbergen. Vanaf 1948 is daarom een nieuwe, grotere ruimte in de kelder gegraven.
Nadat de bouw van de laatste kloostervleugel in 1888 gereed was, kwam het kerkhof te dicht bij de keuken en refter te liggen.
De Redemptoristinnen hadden in Scala (de bakermat van de Redemptoristen in Italië) en Partij (het eerste klooster in Nederland van de Redemptoristinnen) de beschikking over een grafkelder. Een grafkelder is een gemetseld gebouwtje met nissen en kelders waar de overledenen hun laatste rustplaats hebben. De vurige wens van de orde in Sambeek was het realiseren van een soortgelijke grafkelder.
In april 1894 werd toestemming aan de Sambeekse gemeenteraad gevraagd om een grafkelder te bouwen in de kloostertuin. Na goedkeuring is direct begonnen met de bouw van deze grafkelder; deze was half juni 1894 klaar. Op 27 maart 1895 is de grafkelder ingezegend door monseigneur Wulftingh, waarbij moeder-overste, de 12 oudste zusters en de kosteres aanwezig waren.
Ontruiming kloosterkerkhof
Op 15 maart 1895 is het kloosterkerkhof geruimd vanwege de nieuwbouw van de grafkelder. De aanvraag voor de opgraving werd aan de gemeenteraad van Sambeek gericht, die daarvoor toestemming verleende. De opgraving werd gedaan door de metselaar Kerstjens en de knecht Jacobs. De burgemeester was als getuige aanwezig.
De kronieken van deze dag vermeldden dat ”de kisten van de drie oudste graven waren vergaan en de beenderen bruinachtig en zwart van de aarde waren. Bij zuster Michaëla en zuster Vincentia was het kleed nog niet geheel verteerd. Bij zuster Michaëla lag het kruis nog onverteerd in haar armen. Bij zuster Alphonsa vond men nog verschillende medailles”.
De kisten van zuster Michaëla en zuster Francisca waren nog intact en werden niet geopend. Deze kisten werden naar de grafkelder overgebracht en in de nissen geplaatst.
Interieur grafkelder
De in 1894 gebouwde grafkelder bestaat uit twee wanden die per wand drie rijen van elk vijf nissen bevatten. In totaal bestaat de kelder dus uit 30 nissen. De overledene werd met de kist in de nis geschoven en de nis werd vervolgens dichtgemetseld. Aan de voorkant van de nis werd een afdekplaat geplaatst waarop de gekozen kloosternaam van de zuster werd vermeld, de sterfdatum, haar leeftijd en het aantal jaren van professie.
In de vloer was in eerste instantie een kleine kelder gemaakt, in de kronieken een 'putkelder' genoemd. Deze putkelder, een zogeheten ossuarium, diende om de beenderen van de overledenen te herbegraven.
Op het moment dat de nissen vol waren of wanneer er een andere urgente noodzaak was om nissen te ontruimen, werden de overgebleven beenderen uit de kisten gehaald en in de putkelder gelegd. Gezien het formaat van de putkelder van 80x80 cm met een onbekende diepte kon deze kelder niet een voltallige communiteit van jaren achtereen herbergen. Vanaf 1948 is daarom een nieuwe, grotere ruimte in de kelder gegraven.
Dag der verrijzenis
Tijdens de ontruiming van het kloosterkerkhof werden de overblijfselen van de zusters Vincentia, Michaëla en Alphonsa opgegraven en bijgezet in de putkelder van de grafkelder om, zoals vermeld in de kronieken, 'de dag der verrijzenis af te wachten'. "Het gezicht van de armzalige doodsbeenderen maakte dieper indruk dan de aandoenlijkste preek over de dood". Moeder-overste stond toe dat de zusters aanwezig waren bij de opgraving.
Rouwborden
Vanaf 1895 werden alle overleden zusters bijgezet in de nissen. Op 3 april 1940 werden negen zusters uit de nissen gehaald en bijgezet in de putkelder. Waarschijnlijk lag het aan de capaciteit van de putkelder dat er slechts een beperkt aantal nissen ontruimd werd. In totaal zijn 12 zusters in de putkelder herbegraven.
Hun namen zijn, met sterfdatum en leeftijd, bewaard gebleven op drie 'rouwborden'.
Tijdens de ontruiming van het kloosterkerkhof werden de overblijfselen van de zusters Vincentia, Michaëla en Alphonsa opgegraven en bijgezet in de putkelder van de grafkelder om, zoals vermeld in de kronieken, 'de dag der verrijzenis af te wachten'. "Het gezicht van de armzalige doodsbeenderen maakte dieper indruk dan de aandoenlijkste preek over de dood". Moeder-overste stond toe dat de zusters aanwezig waren bij de opgraving.
Rouwborden
Vanaf 1895 werden alle overleden zusters bijgezet in de nissen. Op 3 april 1940 werden negen zusters uit de nissen gehaald en bijgezet in de putkelder. Waarschijnlijk lag het aan de capaciteit van de putkelder dat er slechts een beperkt aantal nissen ontruimd werd. In totaal zijn 12 zusters in de putkelder herbegraven.
Hun namen zijn, met sterfdatum en leeftijd, bewaard gebleven op drie 'rouwborden'.
Oorlogsgeweld
Van alle overleden zusters zijn er twee door oorlogsgeweld omgekomen.
In 1944 was de Maas meermalen frontlinie, waar de strijdende partijen elkaar veelvuldig beschoten. Het klooster lag in deze linie.
Het volgende citaat komt uit de Kroniek:
"29 september 1944: Zwarte dag
Het feest van de H.-Michael: het werd de zwarte dag voor de communiteit.
De nacht was zwaar geweest. De mooie, eeuwenoude tweebeukige kerk van Sambeek was enige nachten te voren opgeblazen; nu was het de beurt aan de hoge toren. Er werd een hoop dynamiet aan zijn stevige voet gelegd en hij bleef staan, maar scheurde wel van onder naar boven open."
Bidden
"In de kelder werd veel gebeden. Zuster Augustina Cramer bad voor; die dag was het weer erg onrustig door het voortdurende geschiet over en weer.
Zuster Thecla Swalen, de kokkin, was in de keuken druk bezig om het middagmaal klaar te maken, maar moest zich telkens in de keukenkelder verschuilen tegen granaatvuur. Het klooster werd verschillende keren geraakt. Er was geen ruit meer heel, noch in huis noch in de kapel.
Een flinke pan pap arriveerde in de kelder en de zusters lieten het zich goed smaken. Toen de maaltijd geëindigd was, zocht ieder haar plaats weer op. Omdat de oude moeder Bernarda van de Pavoordt klaagde over tocht ruilde zuster Augustina Cramer met haar van plaats."
Voltreffer
"Toen gebeurde het vreselijke om 12.30 uur: een voltreffer kwam door de zogenaamde keldermond - een gang van enkele meters tussen buiten en binnen - en vloog als een vuurbol door de kelder en deed zijn verwoestende werk, ketste tegen een tussenmuur en spatte daar uiteen. Door de luchtdruk doofden alle kaarsen, de barricaden voor de raampjes vlogen door de kelder, enige zusters werden door de luchtdruk op de grond geworpen en de rondvliegende granaatscherven verwondden negen zusters. Er was niets te zien dan damp en vuur!
Grote paniek en wie lopen kon, vluchtte de kelder uit…
Maar daarmee was het drama niet ten einde. De kokkin, zuster Thecla Swalen, was getroffen en was op slag dood. Ook zuster Augustina Cramer, die haar zitplek net daarvoor geruild had, werd getroffen. Zij bloedde zeer hevig, was aanstonds bewusteloos en leefde nog ongeveer 20 minuten."
Van alle overleden zusters zijn er twee door oorlogsgeweld omgekomen.
In 1944 was de Maas meermalen frontlinie, waar de strijdende partijen elkaar veelvuldig beschoten. Het klooster lag in deze linie.
Het volgende citaat komt uit de Kroniek:
"29 september 1944: Zwarte dag
Het feest van de H.-Michael: het werd de zwarte dag voor de communiteit.
De nacht was zwaar geweest. De mooie, eeuwenoude tweebeukige kerk van Sambeek was enige nachten te voren opgeblazen; nu was het de beurt aan de hoge toren. Er werd een hoop dynamiet aan zijn stevige voet gelegd en hij bleef staan, maar scheurde wel van onder naar boven open."
Bidden
"In de kelder werd veel gebeden. Zuster Augustina Cramer bad voor; die dag was het weer erg onrustig door het voortdurende geschiet over en weer.
Zuster Thecla Swalen, de kokkin, was in de keuken druk bezig om het middagmaal klaar te maken, maar moest zich telkens in de keukenkelder verschuilen tegen granaatvuur. Het klooster werd verschillende keren geraakt. Er was geen ruit meer heel, noch in huis noch in de kapel.
Een flinke pan pap arriveerde in de kelder en de zusters lieten het zich goed smaken. Toen de maaltijd geëindigd was, zocht ieder haar plaats weer op. Omdat de oude moeder Bernarda van de Pavoordt klaagde over tocht ruilde zuster Augustina Cramer met haar van plaats."
Voltreffer
"Toen gebeurde het vreselijke om 12.30 uur: een voltreffer kwam door de zogenaamde keldermond - een gang van enkele meters tussen buiten en binnen - en vloog als een vuurbol door de kelder en deed zijn verwoestende werk, ketste tegen een tussenmuur en spatte daar uiteen. Door de luchtdruk doofden alle kaarsen, de barricaden voor de raampjes vlogen door de kelder, enige zusters werden door de luchtdruk op de grond geworpen en de rondvliegende granaatscherven verwondden negen zusters. Er was niets te zien dan damp en vuur!
Grote paniek en wie lopen kon, vluchtte de kelder uit…
Maar daarmee was het drama niet ten einde. De kokkin, zuster Thecla Swalen, was getroffen en was op slag dood. Ook zuster Augustina Cramer, die haar zitplek net daarvoor geruild had, werd getroffen. Zij bloedde zeer hevig, was aanstonds bewusteloos en leefde nog ongeveer 20 minuten."
Plaquette
Op de plaats waar de zusters in de kelder zijn omgekomen is een plaquette ter nagedachtenis in de vloer gemetseld. Enkele weken na dit voorval is een groot gedeelte van Sambeek geëvacueerd. De zusters Redemptoristinnen uit Sambeek gingen voor een half jaar naar hun medezusters in Velp bij Grave. |
In deze periode zijn in Velp nog drie zusters uit Sambeek overleden, zeer waarschijnlijk niet als gevolg van oorlogsgeweld. Op 12 juli 1946 zijn deze drie zusters Magdelena, Helena en Bernarda in loden kisten uit Velp naar Sambeek gebracht. De nissen moesten vergroot worden vanwege de extra grote loden kisten.
Grotere kelder
Vanwege plaatsgebrek is in 1948 naast de putkelder een nieuwe, grotere kelder gegraven. Op 18 en 19 augustus 1948 is een aantal nissen ontruimd en vonden 13 zusters hun plek in een kist in deze grote kelder. Over de reden dat niet meer zusters zijn herbegraven geven de Kronieken geen uitsluitsel. Veertien nissen werden namelijk niet ontruimd.
Einde begraafperiode grafkelder
In 1974 werd besloten om geen zusters meer in de grafkelder te begraven. Toch is het incidenteel nog twee keer gebeurd in 1977 en 1978. De reden? Mogelijk zijn er toezeggingen gedaan; één van de zusters had een zus die reeds in een nis begraven was. Met deze twee zusters waren alle 30 nissen bezet.
Vanwege plaatsgebrek is in 1948 naast de putkelder een nieuwe, grotere kelder gegraven. Op 18 en 19 augustus 1948 is een aantal nissen ontruimd en vonden 13 zusters hun plek in een kist in deze grote kelder. Over de reden dat niet meer zusters zijn herbegraven geven de Kronieken geen uitsluitsel. Veertien nissen werden namelijk niet ontruimd.
Einde begraafperiode grafkelder
In 1974 werd besloten om geen zusters meer in de grafkelder te begraven. Toch is het incidenteel nog twee keer gebeurd in 1977 en 1978. De reden? Mogelijk zijn er toezeggingen gedaan; één van de zusters had een zus die reeds in een nis begraven was. Met deze twee zusters waren alle 30 nissen bezet.
De linker- en rechternissen van de grafkelder voor de ontruiming met duidelijk zicht op de afdekplaten.
Gemeenschappelijk graf voor 55 zusters
Op 28 en 29 december 1992 is de grafkelder definitief geruimd. Zuster Imelda, moeder-overste sinds 1954, was samen met de politie in de vrieskou aanwezig om daar waar mogelijk, zusters te identificeren in verband met het proces-verbaal dat wettelijk nodig is bij een grafontruiming.
Op het parochieel kerkhof in Sambeek is een gemeenschappelijk graf gemaakt waarin de overblijfselen van de 12 zusters uit de putkelder, de 13 zusters uit de grote kelder en de 30 zusters uit de nissen (in totaal 55 zusters) hun laatste rustplaats vonden. De oudste overledenen van het kloosterkerkhof zijn drie keer (her)begraven en de twee laatstbegravenen van het kloosterkerkhof zijn vier keer (her)begraven. De eerstgestorvene van de 55 zusters in het gemeenschappelijk graf is overleden in 1878; de laatstgestorvene in 1978. Exact 100 jaar later!
Op 28 en 29 december 1992 is de grafkelder definitief geruimd. Zuster Imelda, moeder-overste sinds 1954, was samen met de politie in de vrieskou aanwezig om daar waar mogelijk, zusters te identificeren in verband met het proces-verbaal dat wettelijk nodig is bij een grafontruiming.
Op het parochieel kerkhof in Sambeek is een gemeenschappelijk graf gemaakt waarin de overblijfselen van de 12 zusters uit de putkelder, de 13 zusters uit de grote kelder en de 30 zusters uit de nissen (in totaal 55 zusters) hun laatste rustplaats vonden. De oudste overledenen van het kloosterkerkhof zijn drie keer (her)begraven en de twee laatstbegravenen van het kloosterkerkhof zijn vier keer (her)begraven. De eerstgestorvene van de 55 zusters in het gemeenschappelijk graf is overleden in 1878; de laatstgestorvene in 1978. Exact 100 jaar later!
Gemeenschappelijk graf (1992)
Vanaf 1974 werd iedere overleden zuster begraven in een individueel graf op het parochieel kerkhof te Sambeek. De zusters dragen achter hun naam de afkorting O.s.s.R: Ordo Sanctissimi Redemptoris. (Orde van de Allerheiligste Verlosser)
Rijksmonument
Naast het gemeenschappelijk graf zijn nog 14 zusters in individuele graven ter aarde gesteld rond de Calvarieberg op het parochieel kerkhof van Sambeek. Voor de op dit moment (2017) nog enige levende zuster van de orde te Sambeek is een plaats gereserveerd. Daarna zal voor Sambeek het hoofdstuk over de zusters Redemptoristinnen - in de volksmond 'rooie nonnen' genoemd - definitief worden afgesloten. Echter: in de geest van de zusters zal het kloostergebouw een eigentijdse invulling behouden. De grafkelder is een rijksmonument geworden.
Beschrijving grafkelder als monument.
In het register van rijksmonumenten wordt de grafkelder als volgt beschreven:
“De eenvoudige bakstenen grafkelder heeft een rechthoekige vorm en bestaat uit
een enkele treden onder het maaiveld gelegen centrale hal onder een flauw zadeldak, aan de noordelijke zijde toegankelijk via een vleugelpoort met bovenlicht, bestaande uit vier spitsbooglichten. De hardstenen trap leidt naar het interieur, dat een balkenplafond heeft. De wand links en rechts in de hal is bezet met grafstenen. Aan de westelijke en oostelijke zijde heeft de grafkelder een lagere uitbouw onder plat dak. De noordelijke gevel is een eenvoudige lisenengevel met tandlijst en segmentbogige blindvensters”.
Verantwoording
De hierboven beschreven geschiedenis is geput uit de Kronieken van de Zusters Redemptoristinnen vanaf 1874. Deze oudste kronieken bevinden zich in het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven te Sint Agatha.
De foto’s en de kronieken vanaf 1964 zijn in bezit van zuster Cecilia, in 2017 nog de laatst levende zuster Redemptoristin van de Orde te Sambeek. De foto’s en kronieken heb ik mogen inzien en mogen scannen.
Naast het gemeenschappelijk graf zijn nog 14 zusters in individuele graven ter aarde gesteld rond de Calvarieberg op het parochieel kerkhof van Sambeek. Voor de op dit moment (2017) nog enige levende zuster van de orde te Sambeek is een plaats gereserveerd. Daarna zal voor Sambeek het hoofdstuk over de zusters Redemptoristinnen - in de volksmond 'rooie nonnen' genoemd - definitief worden afgesloten. Echter: in de geest van de zusters zal het kloostergebouw een eigentijdse invulling behouden. De grafkelder is een rijksmonument geworden.
Beschrijving grafkelder als monument.
In het register van rijksmonumenten wordt de grafkelder als volgt beschreven:
“De eenvoudige bakstenen grafkelder heeft een rechthoekige vorm en bestaat uit
een enkele treden onder het maaiveld gelegen centrale hal onder een flauw zadeldak, aan de noordelijke zijde toegankelijk via een vleugelpoort met bovenlicht, bestaande uit vier spitsbooglichten. De hardstenen trap leidt naar het interieur, dat een balkenplafond heeft. De wand links en rechts in de hal is bezet met grafstenen. Aan de westelijke en oostelijke zijde heeft de grafkelder een lagere uitbouw onder plat dak. De noordelijke gevel is een eenvoudige lisenengevel met tandlijst en segmentbogige blindvensters”.
Verantwoording
De hierboven beschreven geschiedenis is geput uit de Kronieken van de Zusters Redemptoristinnen vanaf 1874. Deze oudste kronieken bevinden zich in het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven te Sint Agatha.
De foto’s en de kronieken vanaf 1964 zijn in bezit van zuster Cecilia, in 2017 nog de laatst levende zuster Redemptoristin van de Orde te Sambeek. De foto’s en kronieken heb ik mogen inzien en mogen scannen.
Auteur: Gerard Everink, Sambeek juli 2017.
Overleden zusters.