|
update 15 -12 - 2020
|
Uit huis gezet
'Afspraak is afspraak', moet Anna Catharina Freelings gedacht hebben. 'En een jaar is een jaar - en dus geen dag langer'. Sinds Pasen 1830 verhuurde ze aan Hendrikus Boumans en diens vrouw Johanna van Emmerik een gedeelte van haar huis aan de Grotestraat. Op die plek zou later een groot pand worden gebouwd, dat in Sambeek de bijnaam 'het Witte Huis' zou krijgen.
De afspraak was dat de huurders er een jaar zouden gaan wonen. Maar inmiddels was Pasen voorbij en waren ze nog steeds niet vertrokken. Anna Catharina Freelings was bang dat er sprake zou kunnen zijn van een soort stilzwijgende verlenging van de huurovereenkomst met nóg een jaar als ze niets deed. En daarom spande ze in Boxmeer een rechtszaak aan bij de vrederechter, de voorganger van de kantonrechter.
Deze liet er geen gras over groeien. Tijdens een bijzonder zitting op zaterdag(!) 16 april 1831, nog geen twee weken na Pasen van dat jaar, diende de zaak al.
Deze liet er geen gras over groeien. Tijdens een bijzonder zitting op zaterdag(!) 16 april 1831, nog geen twee weken na Pasen van dat jaar, diende de zaak al.
Anna Catharina Freelings was de weduwe van de in 1808 overleden wever Martinus Rutten.
Door een gedeelte van haar huis te verhuren verkreeg ze extra inkomsten. De huurprijs voor dat ene jaar bedroeg 19 gulden (nu: bijna 175 euro). Daarvan was een klein gedeelte nog niet betaald. Van de eis bij de vrederechter om dit kleine bedrag alsnog te voldoen, wilde de in Amsterdam geboren Anna Catharina Freelings wel af zien, zo gaf ze tijdens de rechtszitting aan.
Haar andere eis was kraakhelder: Hendrikus Boumans en Johanna van Emmerik moesten onmiddellijk, maar dan ook onmiddellijk het gedeelte van huis dat zij bewoonden verlaten.
Door een gedeelte van haar huis te verhuren verkreeg ze extra inkomsten. De huurprijs voor dat ene jaar bedroeg 19 gulden (nu: bijna 175 euro). Daarvan was een klein gedeelte nog niet betaald. Van de eis bij de vrederechter om dit kleine bedrag alsnog te voldoen, wilde de in Amsterdam geboren Anna Catharina Freelings wel af zien, zo gaf ze tijdens de rechtszitting aan.
Haar andere eis was kraakhelder: Hendrikus Boumans en Johanna van Emmerik moesten onmiddellijk, maar dan ook onmiddellijk het gedeelte van huis dat zij bewoonden verlaten.
De advocaat die Hendrikus Boumans en Johanna van Emmerik vertegenwoordigde, bracht daar tegen in dat de achterstallige huur enige dagen geleden was gedeponeerd bij burgemeester Jansse, met veldwachter Jan Usener en koopman Willem van Leeuwen als getuigen.
"Bovendien", zo betoogde de advocaat, "is het huurcontract niet door Hendrik Boumans ondertekend en dus niet rechtsgeldig. Mijn cliënt is echt van goede wil geweest. Hij heeft geprobeerd het geschil in der minne te schikken. En trouwens: huurgeschillen behoren niet door de vrederechter, maar door de arrondissementsrechtbank behandeld te worden."
"Bovendien", zo betoogde de advocaat, "is het huurcontract niet door Hendrik Boumans ondertekend en dus niet rechtsgeldig. Mijn cliënt is echt van goede wil geweest. Hij heeft geprobeerd het geschil in der minne te schikken. En trouwens: huurgeschillen behoren niet door de vrederechter, maar door de arrondissementsrechtbank behandeld te worden."
Maar vrederechter Hendrik Sander van Hien toonde zich niet onder de indruk. In zijn nog diezelfde dag uitgesproken vonnis stelde hij Anna Catharina Freelings geheel in het gelijk.
"Hendrikus Boumans en zijn vrouw moeten het nu wederrechtelijk bewoonde pand dadelijk verlaten. Als ze dat niet doen zal dat met assistentie van de politie gebeuren."
Een jaar na de rechtszaak werd het huis verkocht aan kleermaker Johannes Collet. Anna Catharina Freelings stierf drie dagen na deze verkoop.
"Hendrikus Boumans en zijn vrouw moeten het nu wederrechtelijk bewoonde pand dadelijk verlaten. Als ze dat niet doen zal dat met assistentie van de politie gebeuren."
Een jaar na de rechtszaak werd het huis verkocht aan kleermaker Johannes Collet. Anna Catharina Freelings stierf drie dagen na deze verkoop.
Rond de Toren dd 15 december 2020