|
update 07-05-2018
|
Landbouwer steelt heide van de gemeente Sambeek. Of toch niet?
De veldwachter was onverbiddelijk geweest: landbouwer Jacobus van Agten had in 1873 heide gestolen van enkele percelen gemeentegrond. Die lagen in het gemeentebroek, een groot onherbergzaam gebied ten westen van het riviertje de Raam.
Het door de veldwachter opgemaakte proces-verbaal was doorgestuurd naar de officier van justitie in 's-Hertogenbosch, die de strafmaat moest bepalen. Alvorens dat te doen, vroeg deze eerst inlichtingen bij de Sambeekse burgemeester Jan van den Bosch. Die nam het voor Jacobus van Agten op.
"Ik heb de landbouwer verhoord", schreef hij op 5 juli 1873 aan de officier van justitie. "Van Agten verklaarde dat hij in oktober 1871 de heide van drie percelen gemeentegrond heeft gekocht. Deze moest vóór 1 mei 1872 zijn afgehakt." En dat was niet gebeurd. "Van Agten heeft het vorig jaar om wat bij te verdienen als karreman erg druk gehad. Daardoor had hij geen tijd om de heide bijtijds te hakken en naar huis te halen."
De toen 48-jarige Jacobus van Agten was gehuwd met de uit Ledeacker afkomstige Wendelina Takken. Alle Sambeekse boeren hakten in die tijd heideplaggen. Die werden uitgestrooid in de stallen waarin de koeien stonden. De dieren vermengden met hun poten de heide met het stro en de eigen uitwerpselen. Deze mest werd verspreid over de landbouwgronden.
"Van Agten meende dat het niet erg was om later de heide te hakken en naar huis te halen, hoewel hij daarvoor van de gemeente geen vergunning had", aldus de burgemeester. De waarde van de door hem ontvreemde heide was ongeveer 20 cent (huidig prijspeil: twee euro)."
Het is niet bekend of Van Agten alsnog een boete heeft opgelegd gekregen.
Het door de veldwachter opgemaakte proces-verbaal was doorgestuurd naar de officier van justitie in 's-Hertogenbosch, die de strafmaat moest bepalen. Alvorens dat te doen, vroeg deze eerst inlichtingen bij de Sambeekse burgemeester Jan van den Bosch. Die nam het voor Jacobus van Agten op.
"Ik heb de landbouwer verhoord", schreef hij op 5 juli 1873 aan de officier van justitie. "Van Agten verklaarde dat hij in oktober 1871 de heide van drie percelen gemeentegrond heeft gekocht. Deze moest vóór 1 mei 1872 zijn afgehakt." En dat was niet gebeurd. "Van Agten heeft het vorig jaar om wat bij te verdienen als karreman erg druk gehad. Daardoor had hij geen tijd om de heide bijtijds te hakken en naar huis te halen."
De toen 48-jarige Jacobus van Agten was gehuwd met de uit Ledeacker afkomstige Wendelina Takken. Alle Sambeekse boeren hakten in die tijd heideplaggen. Die werden uitgestrooid in de stallen waarin de koeien stonden. De dieren vermengden met hun poten de heide met het stro en de eigen uitwerpselen. Deze mest werd verspreid over de landbouwgronden.
"Van Agten meende dat het niet erg was om later de heide te hakken en naar huis te halen, hoewel hij daarvoor van de gemeente geen vergunning had", aldus de burgemeester. De waarde van de door hem ontvreemde heide was ongeveer 20 cent (huidig prijspeil: twee euro)."
Het is niet bekend of Van Agten alsnog een boete heeft opgelegd gekregen.
Rond de Toren dd 11 december 2014