Geen plak meer, maar wel een schandbord
Het stond er echt: de plak mocht niet meer worden gehanteerd. En ook het slaan tegen de hoofden van de kinderen was voortaan verboden. En áls er lijfstraffen nodig waren, dan diende eerst overlegd te worden met de schoolopziener, de schoolinspecteur dus. Om leerlingen aan te moedigen het goede te doen en het verkeerde te laten, moest er in elk klaslokaal een erebord en een schandbord aanwezig zijn. Dat kreeg een kind omgehangen als het prima gepresteerd had of erg ondeugend was geweest, als voorbeeld voor de anderen.
Het stond er echt: de plak mocht niet meer worden gehanteerd. En ook het slaan tegen de hoofden van de kinderen was voortaan verboden. En áls er lijfstraffen nodig waren, dan diende eerst overlegd te worden met de schoolopziener, de schoolinspecteur dus. Om leerlingen aan te moedigen het goede te doen en het verkeerde te laten, moest er in elk klaslokaal een erebord en een schandbord aanwezig zijn. Dat kreeg een kind omgehangen als het prima gepresteerd had of erg ondeugend was geweest, als voorbeeld voor de anderen.
In 1805 kreeg Noord-Brabant - en dus ook Sambeek - een voor alle lagere scholen in de provincie geldend schoolreglement. Voortaan was het afgelopen met de grote verschillen tussen de scholen qua leerstof, wijze van onderricht én plaatselijke regels en gewoonten.
Hoe de Sambeekse schoolmeester Hermanus Reijnen destijds over het nieuwe schoolreglement dacht, is niet bekend. Maar waarschijnlijk zal hij het wel hebben opgevolgd.
De dorpsschool van Sambeek stond op het Vrijthof, daar waar nu de grote zaal van gemeenschapshuis De Elsenhof is. Zelf woonde schoolmeester Hermanus Reijnen in een fraai huis, ongeveer op de plek waar nu de kapel van Het Kloosterhuis staat.
Hoe de Sambeekse schoolmeester Hermanus Reijnen destijds over het nieuwe schoolreglement dacht, is niet bekend. Maar waarschijnlijk zal hij het wel hebben opgevolgd.
De dorpsschool van Sambeek stond op het Vrijthof, daar waar nu de grote zaal van gemeenschapshuis De Elsenhof is. Zelf woonde schoolmeester Hermanus Reijnen in een fraai huis, ongeveer op de plek waar nu de kapel van Het Kloosterhuis staat.
Een van de verplichtingen van schoolmeester Hermanus Reijnen was het bijhouden van twee boeken. In het ene moest hij het goede gedrag van leerlingen noteren, in het andere hun slechte gedrag. Luiheid en fout gedrag dienden volgens het nieuwe schoolreglement streng te worden bestraft. Leerlingen die zich hieraan schuldig maakten, konden - behalve het schandbord omgehangen krijgen - achter in het klaslokaal geplaatst worden. Meestal werden ze daar alleen gezet, zodat ze hun medeleerlingen niet in de verleiding brachten om ook ondeugend te zijn. Kinderen die domme vragen stelden of herhaaldelijk foute antwoorden gaven omdat ze niet goed hadden opgelet kregen een ezelsbord omgehangen.
De plak mocht dus vanaf 1805 niet meer gebruikt worden. Het was een soort platte houten pollepel, waarmee kinderen die straf hadden verdiend óf op de billen óf op de vingers werden geslagen. Deze kinderen hadden door de schoolmeester vanaf diens lessenaar voor in de klas een lappen vogel toegeworpen gekregen, de zogeheten pechvogel. Die moesten ze dan terugbrengen, met tikken met de plak tot gevolg. Ze waren dus echt pechvogels.
Alle regels waaraan de leerlingen zich moesten houden waren op een houten plank geplakt en werden elke week voorgelezen. "Elk kind dient gewassen, gekamd en schoon gekleed te zijn", luidde een van de voorschriften.
De plak mocht dus vanaf 1805 niet meer gebruikt worden. Het was een soort platte houten pollepel, waarmee kinderen die straf hadden verdiend óf op de billen óf op de vingers werden geslagen. Deze kinderen hadden door de schoolmeester vanaf diens lessenaar voor in de klas een lappen vogel toegeworpen gekregen, de zogeheten pechvogel. Die moesten ze dan terugbrengen, met tikken met de plak tot gevolg. Ze waren dus echt pechvogels.
Alle regels waaraan de leerlingen zich moesten houden waren op een houten plank geplakt en werden elke week voorgelezen. "Elk kind dient gewassen, gekamd en schoon gekleed te zijn", luidde een van de voorschriften.
Behalve eisen aan het gedrag van de kinderen kwamen er dankzij het schoolreglement ook voorschriften voor de inrichting van het schoolgebouw. De klaslokalen dienden twee keer in de week te worden schoongemaakt en wel één keer geveegd en één keer geschrobd. En tussen de schooltijden door moesten de ramen worden opgezet om frisse lucht binnen te laten. De gemeentebesturen draaiden voortaan op voor de kosten van verwarming in de wintertijd én voor het salaris van de schoolmeester. De schoolbanken kregen een nummer, zodat iedere leerling precies wist waar hij moest gaan zitten.